SWESAZ
  • HOME
  • Wie zijn wij
  • Artikelen
  • Heidense Oorden
  • Activiteiten

Artikelen

:

2/14/2020

0 Comments

 
Picture
Picture
De maretak is in het volksgeloof een apotropaeon, om maar eens even een goed Grieks woord te gebruiken, een onheil afwerende plant bij uitstek en wordt zelfs helende kracht toegeschreven. Daarom ook geldt hij als geluksplant. Bekend in onze tijd is de maretak natuurlijk geworden door Panoramix, de druïde uit de verhalen van Asterix, die niet allemaal verzonnen zijn. Uit Gallië bereiken ons via Plinius namelijk echt getuigenissen van de heiligheid van de maretak bij de Galliërs. Plinius vertelt dat op bestemde dagen een twijg van de maretak gesneden wordt door de druïden en wel met een gouden sikkel. Deze rituele handeling ging gepaard met het offeren van twee ossen. De afgesneden twijg werd de macht toegeschreven onvruchtbare dieren vruchtbaar te maken en ieder gif onwerkzaam te maken.
De mystieke opvatting over de maretak berust wel hoofdzakelijk op zijn karakter als parasitaire plant, die bovendien in de wintertijd door zijn fris groene kleur opvalt in de bladerloze bomen, wat zo geduid kan worden als dat de levenskracht van de boom zich als het ware teruggetrokken heeft in de maretak, om in het voorjaar opnieuw uit te schieten. Daardoor zal hij niet alleen bij de Galliërs, maar zeker ook bij de Germanen in het bijzonder als van macht vervuld gegolden hebben. Dit mag blijken uit de Baldermythe waarin de maretak een belangrijke rol speelt.
In de Baldermythe is sprake van een schijnoffer met de schijnbaar onschuldige plant, maar deze verandert opeens in een dodelijk wapen waardoor er sprake is van een echt offer. Wodan offert zijn eigen zoon, de god van de groeikracht in de natuur, om hem in het nieuwe jaar weer tot leven te wekken. 
De maretak valt buiten de invloedssfeer van de opkomende en stervende groeikracht in de natuur vertegenwoordigd door jaargod Balder, wiens lente en zomer de goden wilden vereeuwigen, zodat de doodtijd die de winternacht is nooit meer over de wereld zou vallen. De altijd groenblijvende maretak, de magische troost van de winterzonnewende, is niet gebonden om op te staan ​​en te sterven zoals al het andere dat wel bereidwillig voor Balder wilde samenspannen om hem niet te verwonden.
 
We bevinden ons in de tijd van het jaar waarin het sap weer in de bomen komt. Dat zet in vanaf de laatste decade van januari. Het verschilt per boomsoort wanneer de levenssappen precies in de bomen terugkeren, er kunnen weken tussen zitten. Als het begint omstreeks 20 januari is het Sint Sebastiaan. Een volksspreuk luidt: Sint Sebastiaan doet het sap in de bomen gaan. Bijzonder te vermelden is dat de iconografie van Sint Sebastiaan hem net als Balder de rituele dood laat ondergaan. Net als het spel waarbij er op Balder werd geschoten met pijlen is ook Sebastiaan zo om het leven gekomen. Sebastiaan is ook de patroon van de boogschutters.
 
Wij van Swesaz kunnen zelf ook een toepasselijke spreuk bij deze tijd van het jaar verzinnen.
‘Komt het sap weer in de bomen, zal Balder ook gauw wederkomen.’
 
Wanneer je zijn iconografie bekijkt zie je dat Sint Sebastiaan ook de patroon van het schone mannelijke is, gelijk Balder dat is volgens de mythen. De schoonste van allen. Zoek maar eens naar Sint Sebastiaan in google en kies voor afbeeldingen als je mannelijk schoon wilt zien.
 
Als we een moment kunnen kiezen in het jaar waarop we de dood van Balder kunnen plaatsen dan is dat op het moment dat de groeifase in de natuur overgaat in de vruchtdragende fase. Dat is met midzomer, in christelijke zin omgevormd tot Sint Jan. De zon is dan op zijn hoogst. De zon mag niet verder stijgen en Balder moet sterven. De Sint Jansvuren zijn Balders afscheids- en crematievuur.
Maar wanneer komt hij weder? Dat is de tijd van het jaar waarin we ons nu bevinden. Rond 22 februari wordt hij zelfs nog ieder jaar feestelijk, zij het volkschristelijke vorm, ingehaald door een grote menigte in het Friese Grou.
 
Sint Johannes, Sint Jan, Sankt Hans, zijn allen namen voor Johannes de doper, de christelijke figuur die Balder vervangen heeft na de kerstening. In de Friese landen heette en heet hij Hantsje Plús. De midzomertijd is naar hem genoemd en heet in de Friese landen 'Plústiid' (Pluistijd).
Het gebruik dat ‘Thomaslieden’ heet en nu in Fryslân plaatsvindt tijdens de midwintertijd, kende zijn tegenhanger in de Plústiid. In de zomer werden alle avonden de klokken geluid, de klokken in octaaf tot elkaar staand, wat ‘Plúslieden’ genoemd werd. Niet alleen het Pluisluiden met midzomer moet oudtijds met Hantsje Plús in verband hebben gestaan maar ook het Thomasluiden met midwinter. In de 19de eeuw werd nog in verschillende Friese dorpen de geboorte van Hantsje Plús gevierd, en wel het meest op de vrijdag voor kerst, dus rond midwinterdag. Er werden vuren ontstoken en de klokken werden geluid. Er werd gezegd dat het klokgeluid boze geesten moest verjagen die de geboorte van Hantsje zouden belemmeren. Het klokgeluid moest onophoudelijk gaande blijven en hield tot de morgen aan. Brak het daglicht aan, dan nam men een koehoorn en begon te toeteren en de jeugd draafde onder veel geraas heen en weer en zong:
 
Hantsje Plús,                                   Hantsje Plús
Dideldomme dús,                         Dideldomme dús,
Pyp yn ’t hoarn,                             geluid in de hoorn
It wurd ljochtmoarn.                    Het wordt lichtmorgen
Hei, wost mei?                               Hee, wil je mee
It wurdt ljochtdei,                         Het wordt lichtdag,
Kinst net sjên,                                Kunt je niet zien
Nim de lanteaerne mei               Neem de lantaarn mee.
 
Van de gebruiken rond  de geboorte van Hantsje Plús is thans alleen het klokgeluid nog in gebruik. Wij van Swesaz hebben met midwinter ook meegeholpen met het luiden van de klokken in de klokkenstoel van de Sint Thomaskerk te Katlijk. 
 
Hantsje Plús zijn intocht vindt dus nog ieder jaar plaats rond Sint Pieter, 22 februari in het Friese Grou. Het is echter Sint Pieter die op de voorgrond treedt en Hantsje Plús is hier zijn demonische zwarte knecht terwijl hij ook zijn zoon wordt genoemd. Vroeger schijnt Sint Pieter ook op andere plaatsen in Friesland, Drenthe en in de Achterhoek binnen te zijn gehaald rond 22 februari. Verschijnt Sint Pieter in Grou in bisschopsgewaad, oudtijds was hij gekleed in een oude jas met een ketting aan zijn been en een doek voor zijn gezicht die alleen zijn ogen onbedekt liet. Een verklaring voor deze verschijning vinden we erin dat na de reformatie de katholieke Sint Pieter niet meer mocht. De demonische Hantsje Plús heeft daarom de duo-rol aangenomen. Hij vertolkt zowel zichzelf als Sint Pieter. Sint Pieter die op zijn beurt veel trekken heeft overgenomen van Wodan. Neem bijvoorbeeld zijn patroonschap van de schippers, of misschien wel de belangrijkste het hem toewijden van de laatste schoof graan welke eerder aan Wodan gewijd werd en laatst maar niet minst zowel Wodan als Sint Pieter bepalen wie de hemel binnenkomen, maken dat Sint Pieter ten opzichte van Hantsje Plús staat zoals Wodan tot Balder. Ook voor Hantsje Plús geldt, wat voor Zwarte Piet ook geldt en wat door traditiedieven graag gezegd wordt, dat deze figuur onmogelijk pas in de 19de eeuw is opgekomen. Hantsje Plús komen we in de Stellingwerven en het Steenwijkerland ook tegen in zijn rol als patroon van de vegetatie en heet dan Hansje Pik. Hij wordt als lopend met zijn kruiwagen door het koren gedacht en kinderen worden ermee bang gemaakt.
In Limburg komen we hem tegen als Zwarte Hanske of Hanske met de hond en is hij aanvoerder van de Wilde Jacht.  
 
Sint Pieter op 22 februari was voor Noordwest-Europa, wat voor de meer zuidelijke regionen die onder Romeinse invloed stonden 2 februari (Maria Lichtmis) was. Het was de dag waarop de pachten vervielen en waarop in vele plaatsen de boer verhuisde, zijn oude stee verliet en een nieuwe betrok. Ook was het gebruik bij de Friezen op 22 februari “strou” te eten (pannekoeken), gelijk we bij onze zuiderburen op 2 februari zien. Maar nog belangrijker: Sint Pieter was de grote keerdag in de natuur, Maria Lichtmis was dat niet. De winter wordt met Sint Pieter pas echt op zijn einde gedacht en de lente is nu echt aanstaande. De weiden gaan weer groenen, de wegen drogen, de ooi lamt, de koe kalft, de duif koert, de hennen leggen, de mens krijgt het weer naar zijn zin. Met Sint Pieter zien we ook vreugdevuren, vuren waarmee de winter verbrand wordt. Nog tot rond 1900 komen we de vuren tegen maar daarna zien we ze één voor één verdwijnen. Het langst zijn ze ermee doorgegaan in Uden, op Wieringen, in Castricum, Bakkum en op Schiermonnikoog. In Noordfriesland komen we ze vandaag de dag nog wel tegen op Sylt en Amrum.
 
Rond Sint Pieter op 22 februari, breekt de tijd van de aanstaande lente bij ons in Germanje de lente aan. Balder keert weer!
En zo ook de lammetjes, nu wel. Swesaz wenst een ieder een mooi wintereinde en carnaval.
 
Bronnen:
 
Dirk Jan Van der Ven, Ons eigen volk in het feestelijk jaar, 1942
Jan de Vries, Altgermanische Religiongeschichte, 1956
Sytse Jan Van der Molen, Ta de Fryske folkskunde, 1966
Dirk Jan Van der Ven, Friese volksgebruiken weerspiegeld in de Europese folklore, 1972 
Afbeelding boven: Sint Sebastiaan door Peter Paul Rubens

Picture
De intocht van Sint Pieter en Hantsje Plús in 1937

0 Comments



Leave a Reply.

Powered by Create your own unique website with customizable templates.
  • HOME
  • Wie zijn wij
  • Artikelen
  • Heidense Oorden
  • Activiteiten