SWESAZ
  • HOME
  • Wie zijn wij
  • Artikelen
  • Heidense Oorden
  • Activiteiten

Artikelen

:

2/14/2020

0 Comments

 
Picture
Picture
De maretak is in het volksgeloof een apotropaeon, om maar eens even een goed Grieks woord te gebruiken, een onheil afwerende plant bij uitstek en wordt zelfs helende kracht toegeschreven. Daarom ook geldt hij als geluksplant. Bekend in onze tijd is de maretak natuurlijk geworden door Panoramix, de druïde uit de verhalen van Asterix, die niet allemaal verzonnen zijn. Uit Gallië bereiken ons via Plinius namelijk echt getuigenissen van de heiligheid van de maretak bij de Galliërs. Plinius vertelt dat op bestemde dagen een twijg van de maretak gesneden wordt door de druïden en wel met een gouden sikkel. Deze rituele handeling ging gepaard met het offeren van twee ossen. De afgesneden twijg werd de macht toegeschreven onvruchtbare dieren vruchtbaar te maken en ieder gif onwerkzaam te maken.
De mystieke opvatting over de maretak berust wel hoofdzakelijk op zijn karakter als parasitaire plant, die bovendien in de wintertijd door zijn fris groene kleur opvalt in de bladerloze bomen, wat zo geduid kan worden als dat de levenskracht van de boom zich als het ware teruggetrokken heeft in de maretak, om in het voorjaar opnieuw uit te schieten. Daardoor zal hij niet alleen bij de Galliërs, maar zeker ook bij de Germanen in het bijzonder als van macht vervuld gegolden hebben. Dit mag blijken uit de Baldermythe waarin de maretak een belangrijke rol speelt.
In de Baldermythe is sprake van een schijnoffer met de schijnbaar onschuldige plant, maar deze verandert opeens in een dodelijk wapen waardoor er sprake is van een echt offer. Wodan offert zijn eigen zoon, de god van de groeikracht in de natuur, om hem in het nieuwe jaar weer tot leven te wekken. 
De maretak valt buiten de invloedssfeer van de opkomende en stervende groeikracht in de natuur vertegenwoordigd door jaargod Balder, wiens lente en zomer de goden wilden vereeuwigen, zodat de doodtijd die de winternacht is nooit meer over de wereld zou vallen. De altijd groenblijvende maretak, de magische troost van de winterzonnewende, is niet gebonden om op te staan ​​en te sterven zoals al het andere dat wel bereidwillig voor Balder wilde samenspannen om hem niet te verwonden.
 
We bevinden ons in de tijd van het jaar waarin het sap weer in de bomen komt. Dat zet in vanaf de laatste decade van januari. Het verschilt per boomsoort wanneer de levenssappen precies in de bomen terugkeren, er kunnen weken tussen zitten. Als het begint omstreeks 20 januari is het Sint Sebastiaan. Een volksspreuk luidt: Sint Sebastiaan doet het sap in de bomen gaan. Bijzonder te vermelden is dat de iconografie van Sint Sebastiaan hem net als Balder de rituele dood laat ondergaan. Net als het spel waarbij er op Balder werd geschoten met pijlen is ook Sebastiaan zo om het leven gekomen. Sebastiaan is ook de patroon van de boogschutters.
 
Wij van Swesaz kunnen zelf ook een toepasselijke spreuk bij deze tijd van het jaar verzinnen.
‘Komt het sap weer in de bomen, zal Balder ook gauw wederkomen.’
 
Wanneer je zijn iconografie bekijkt zie je dat Sint Sebastiaan ook de patroon van het schone mannelijke is, gelijk Balder dat is volgens de mythen. De schoonste van allen. Zoek maar eens naar Sint Sebastiaan in google en kies voor afbeeldingen als je mannelijk schoon wilt zien.
 
Als we een moment kunnen kiezen in het jaar waarop we de dood van Balder kunnen plaatsen dan is dat op het moment dat de groeifase in de natuur overgaat in de vruchtdragende fase. Dat is met midzomer, in christelijke zin omgevormd tot Sint Jan. De zon is dan op zijn hoogst. De zon mag niet verder stijgen en Balder moet sterven. De Sint Jansvuren zijn Balders afscheids- en crematievuur.
Maar wanneer komt hij weder? Dat is de tijd van het jaar waarin we ons nu bevinden. Rond 22 februari wordt hij zelfs nog ieder jaar feestelijk, zij het volkschristelijke vorm, ingehaald door een grote menigte in het Friese Grou.
 
Sint Johannes, Sint Jan, Sankt Hans, zijn allen namen voor Johannes de doper, de christelijke figuur die Balder vervangen heeft na de kerstening. In de Friese landen heette en heet hij Hantsje Plús. De midzomertijd is naar hem genoemd en heet in de Friese landen 'Plústiid' (Pluistijd).
Het gebruik dat ‘Thomaslieden’ heet en nu in Fryslân plaatsvindt tijdens de midwintertijd, kende zijn tegenhanger in de Plústiid. In de zomer werden alle avonden de klokken geluid, de klokken in octaaf tot elkaar staand, wat ‘Plúslieden’ genoemd werd. Niet alleen het Pluisluiden met midzomer moet oudtijds met Hantsje Plús in verband hebben gestaan maar ook het Thomasluiden met midwinter. In de 19de eeuw werd nog in verschillende Friese dorpen de geboorte van Hantsje Plús gevierd, en wel het meest op de vrijdag voor kerst, dus rond midwinterdag. Er werden vuren ontstoken en de klokken werden geluid. Er werd gezegd dat het klokgeluid boze geesten moest verjagen die de geboorte van Hantsje zouden belemmeren. Het klokgeluid moest onophoudelijk gaande blijven en hield tot de morgen aan. Brak het daglicht aan, dan nam men een koehoorn en begon te toeteren en de jeugd draafde onder veel geraas heen en weer en zong:
 
Hantsje Plús,                                   Hantsje Plús
Dideldomme dús,                         Dideldomme dús,
Pyp yn ’t hoarn,                             geluid in de hoorn
It wurd ljochtmoarn.                    Het wordt lichtmorgen
Hei, wost mei?                               Hee, wil je mee
It wurdt ljochtdei,                         Het wordt lichtdag,
Kinst net sjên,                                Kunt je niet zien
Nim de lanteaerne mei               Neem de lantaarn mee.
 
Van de gebruiken rond  de geboorte van Hantsje Plús is thans alleen het klokgeluid nog in gebruik. Wij van Swesaz hebben met midwinter ook meegeholpen met het luiden van de klokken in de klokkenstoel van de Sint Thomaskerk te Katlijk. 
 
Hantsje Plús zijn intocht vindt dus nog ieder jaar plaats rond Sint Pieter, 22 februari in het Friese Grou. Het is echter Sint Pieter die op de voorgrond treedt en Hantsje Plús is hier zijn demonische zwarte knecht terwijl hij ook zijn zoon wordt genoemd. Vroeger schijnt Sint Pieter ook op andere plaatsen in Friesland, Drenthe en in de Achterhoek binnen te zijn gehaald rond 22 februari. Verschijnt Sint Pieter in Grou in bisschopsgewaad, oudtijds was hij gekleed in een oude jas met een ketting aan zijn been en een doek voor zijn gezicht die alleen zijn ogen onbedekt liet. Een verklaring voor deze verschijning vinden we erin dat na de reformatie de katholieke Sint Pieter niet meer mocht. De demonische Hantsje Plús heeft daarom de duo-rol aangenomen. Hij vertolkt zowel zichzelf als Sint Pieter. Sint Pieter die op zijn beurt veel trekken heeft overgenomen van Wodan. Neem bijvoorbeeld zijn patroonschap van de schippers, of misschien wel de belangrijkste het hem toewijden van de laatste schoof graan welke eerder aan Wodan gewijd werd en laatst maar niet minst zowel Wodan als Sint Pieter bepalen wie de hemel binnenkomen, maken dat Sint Pieter ten opzichte van Hantsje Plús staat zoals Wodan tot Balder. Ook voor Hantsje Plús geldt, wat voor Zwarte Piet ook geldt en wat door traditiedieven graag gezegd wordt, dat deze figuur onmogelijk pas in de 19de eeuw is opgekomen. Hantsje Plús komen we in de Stellingwerven en het Steenwijkerland ook tegen in zijn rol als patroon van de vegetatie en heet dan Hansje Pik. Hij wordt als lopend met zijn kruiwagen door het koren gedacht en kinderen worden ermee bang gemaakt.
In Limburg komen we hem tegen als Zwarte Hanske of Hanske met de hond en is hij aanvoerder van de Wilde Jacht.  
 
Sint Pieter op 22 februari was voor Noordwest-Europa, wat voor de meer zuidelijke regionen die onder Romeinse invloed stonden 2 februari (Maria Lichtmis) was. Het was de dag waarop de pachten vervielen en waarop in vele plaatsen de boer verhuisde, zijn oude stee verliet en een nieuwe betrok. Ook was het gebruik bij de Friezen op 22 februari “strou” te eten (pannekoeken), gelijk we bij onze zuiderburen op 2 februari zien. Maar nog belangrijker: Sint Pieter was de grote keerdag in de natuur, Maria Lichtmis was dat niet. De winter wordt met Sint Pieter pas echt op zijn einde gedacht en de lente is nu echt aanstaande. De weiden gaan weer groenen, de wegen drogen, de ooi lamt, de koe kalft, de duif koert, de hennen leggen, de mens krijgt het weer naar zijn zin. Met Sint Pieter zien we ook vreugdevuren, vuren waarmee de winter verbrand wordt. Nog tot rond 1900 komen we de vuren tegen maar daarna zien we ze één voor één verdwijnen. Het langst zijn ze ermee doorgegaan in Uden, op Wieringen, in Castricum, Bakkum en op Schiermonnikoog. In Noordfriesland komen we ze vandaag de dag nog wel tegen op Sylt en Amrum.
 
Rond Sint Pieter op 22 februari, breekt de tijd van de aanstaande lente bij ons in Germanje de lente aan. Balder keert weer!
En zo ook de lammetjes, nu wel. Swesaz wenst een ieder een mooi wintereinde en carnaval.
 
Bronnen:
 
Dirk Jan Van der Ven, Ons eigen volk in het feestelijk jaar, 1942
Jan de Vries, Altgermanische Religiongeschichte, 1956
Sytse Jan Van der Molen, Ta de Fryske folkskunde, 1966
Dirk Jan Van der Ven, Friese volksgebruiken weerspiegeld in de Europese folklore, 1972 
Afbeelding boven: Sint Sebastiaan door Peter Paul Rubens

Picture
De intocht van Sint Pieter en Hantsje Plús in 1937

0 Comments

:

1/14/2020

1 Comment

 
Picture
Swesaz is een heidens initiatief, wij zijn heidenen. Onder heidenen verstaan wij de aanhangers van de voorchristelijke polytheïstische levensbeschouwing in Noord Europa, het ‘Heidendom'.
Er is een wezenlijk verschil tussen 'heidendom' en wat we tegenwoordig onder ‘paganisme’ verstaan. Even wat achtergrond informatie om het verschil wat te verhelderen.

Germaans
Letterlijk genomen was een heiden een bewoner van de heide.
Heide is een Germaans woord. Wat vroeger onder ‘heide’ verstaan werd is anders dan wat we er nu onder verstaan. In oude tijden was de heide veel meer dan de in augustus nog altijd zo prachtig paarsbloeiende vlakten.
De heide was land voor gemeenschappelijk gebruik met bos, weiden én ook de heidegebieden zoals we die vandaag de dag kennen. Maar men moet de heiden als 'bewoner van een onbebouwd, ongecultiveerd gebied' niet zelf ook als ongecultiveerd beschouwen, want dat zijn of waren heidenen allerminst!
‘Heiden’ is dan ook niet synoniem met het Latijnse woord paganus (pagan) ‘de ongelovige die op het platteland woont’.
De termen heiden en pagan (en ook heidendom en paganisme) worden vaak door en langs elkaar heen gebruikt, terwijl er dus wel degelijk een verschil in zit!
Als we al een Latijns woord willen gebruiken voor heiden komt ‘gentilis’ of ‘etnicus’* meer in de buurt dan pagan.
Waar ‘paganus’ een benaming was met een negatieve lading gegeven door de christelijke stadsbewoner, vaak van Romeinse origine, was ‘heiden’ juist een afweerwoord van mensen met het traditionele geloof tegen de christenen. Het woord ‘heiden’ is veel ouder dan ‘paganus’ en het is er geen vertaling van of synoniem voor.

Keltisch
Wij van Swesaz verstaan onder een ‘heiden’ dus iemand die tot de eigen traditionele geloofsgemeenschap behoort. Germaanse heidenen uit het noorden van ons land veroverden vanaf de 4de eeuw gebieden gelegen beneden de Rijn. In die gebieden over de Rijn lagen de steden met al christelijke inwoners die bewoners van het platteland, allereerst die in hun eigen beneden Rijnse gebied, ‘pagans’ noemden.
De heidense Germanen uit het noorden veroverden deze gebieden dus waar pagans woonden en mensen die al christen waren.
Het gaat hier om Zeeland, Brabant, Limburg en een deel van Zuid-Holland wat het huidige Nederland betreft en ook om België en het noorden van Frankrijk.
In deze gebieden werden tot de komst van de Germaanse heidenen Kelto of Germano Romeinse dialecten gesproken (de Keltische of Germaanse volkstalen vermengd met de taal van de Romeinse overheerser). Na de verovering door de Germanen uit het noorden werd het gebied tot in Noord-Frankrijk Germaanstalig en dat is nog steeds zo, al is de grens wel wat noordwaarts opgeschoven.

Pagans en heidenen
In de gebieden beneden de Rijn vind je heden ten dage nog steeds immateriële en materiële sporen van de cultuur van de Germaans/Keltisch/Romeinse/Christelijke wereld die terug gaat tot de periode van vóór de 4de eeuw. Hoe zuidelijker je komt hoe meer duidelijk Keltisch die sporen zijn. In Vlaanderen al. In namen van en verhalen over lokale heiligen, in overblijfselen van heiligdommen met Keltische namen, in oude kerkinterieurs etc. kun je ze vinden. Komen we in de Ardennen en Noord-Frankrijk dan vinden we steeds meer onbetwistbaar Keltische sporen.
Bij deze op het Keltische teruggaande paganistische culturen op het vaste land horen echter géén Arthursagen, géén feesten met moeilijke namen zoals bijvoorbeeld Imbolc en Lughnasadh of Ierse elfenverhalen! De cultuur van de continentale Kelten was heel anders en leek meer op die van de Germanen.
Nog altijd verloopt de culturele en taalkundige overgang vanuit het noordelijkste puntje van de Nederlanden richting het zuiden tot aan Noord-Frankrijk geleidelijk.

Swesaz en pagans
Waren de verschillen tussen heidenen en pagans op het continent historisch gezien niet enorm groot, heden ten dage zijn er wel grote verschillen tussen 'pagans' (mensen die zichzelf zo noemen) en 'heidenen'. Hedendaagse pagans zijn eclectisch georiënteerd, er is dus vaak ruimte voor verschillende invloedsferen, gebruiken en mythologieën die zij in hun religie verweven.
Vaak zie je dat er gebruik wordt gemaakt van Keltisch lijkende voorstellingen, die in werkelijkheid eigenlijk vaak romantische voorstellingen uit de synchretische (de overgangsperiode van voorchristelijke naar christelijke) tijd zijn en specifiek verbonden zijn aan de Britse eilanden.

Ook zie je in het hedendaagse paganisme vaak een mix met meer new age gerichte voorstellingen uit bijvoorbeeld Wicca of Asatru.
Zo nu en dan komen er ook Egyptische invloeden of elementen uit de Mythras-cultus en uit andere Oosterse streken bij.

Hedendaagse heidenen houden zich met andere dingen bezig, zo ook wij van Swesaz. Wij onderzoeken het volkskundige materiaal van de eigen omgeving diepgaand om daarin de eigen geloofsvoorstellingen en zeden, de kijk op leven en dood en nog veel meer uit een zeer oude periode van de beschaving afkomstige religieuze situaties te ontdekken.

Wij van Swesaz vinden het belangrijk om ons echt te richten op de gebruiken van hier en deze zo veel mogelijk niet te mengen met gebruiken van elders, zoals je dat veelal in paganistische stromingen wel ziet. Op deze manier blijft er zoveel mogelijk bewaard van oude tradities en kunnen deze weer een nieuwe adem ingeblazen krijgen.

Tot slot, Swesaz denigrerend over pagans?
Ons woord ‘heide’ stamt af van het Proto Germaanse woord haiþjō, dat verwant is met het Proto-Keltische kaitos. Hieruit is het continent Keltische woord cēto- ontstaan dat veel voorkomt in plaatsnamen en dezelfde betekenissen kent als wij hierboven geven aan ‘heide’. Keltische en Germaanse betekenissen zijn zoals hier vaker goed verenigbaar.

Wij van Swesaz willen niet denigrerend doen over pagans. Zij kunnen evengoed als wij ‘gentilis’ of ‘etnicus’ genoemd worden wanneer men zich daarvoor inspant.
Zo maar aanwaaien komt dat niet. Enige inspanning, denk aan het verdiepen van kennis door het bestuderen van bronnen waarop je vervolgens je praktijk afstemt, is wel noodzaak.

Overigens is niks dat we uitdragen denigrerend, in welke neo-paganistische stroming men zich dan ook prettig voelt. Wel hebben we voor wat wij zelf doen duidelijke uitgangspunten en zullen deze dan ook strikt heidens houden zoals we hierboven beschreven.
​
*gentilis betekent lindemens, etnicus betekent inheemse mens. Net als wij van Swesaz hebben zij de Linde centraal staan in het leven.
Picture
1 Comment

:

1/7/2020

0 Comments

 
Picture
Waar ten zuiden van Doorwerth de middeleeuwse Heerbaan de Holleweg kruist, staat een eeuwenoude linde. Al lang staat deze linde hier alleen. Ooit was dat anders, toen er op deze plek ook een kapel stond. Daarom heet de boom de Kapellenboom. Waar de linde staat en waar de kapel stond is het ook dat de stuwwal zijn hoogste punt bereikt. Vanuit de kapel en bij de linde moet men op momenten in de tijd waarin er minder bomen in de omgeving stonden die het zicht belemmeren een immens uitzicht gehad hebben. Het verhaal gaat echter dat de boom er al stond voordat de kapel gebouwd werd, maar zeker stond hij er nog niet toen de in de nabijheid gelegen grafheuvels werden opgeworpen. Het gebeurde vaker dat er kapelletjes werden geplaatst bij bomen die door het volk als heilig werden gezien. De Kapel moet gesticht zijn tussen 1419 en 1425. Als de boom er toen inderdaad al stond kan hij in ieder geval flink oud zijn en ouder zijn dan 600 jaar. Het kan ook zijn dat er op deze plek al een linde stond voordat de kapel gebouwd werd en dat er in latere tijd een nieuwe linde voor in de plaats geplant is op de zelfde plek. Dat zien we vaker bij oude lindes. Hoe dan ook, bij lindes kun je de ouderdom niet aflezen aan jaarringen. Oude lindes zijn meestal hol. Op 29 november jongstleden hebben wij onder de heilige kapelleboom, ‘sub tilia’, Swesaz opgericht. Lianne zei op facebook daarna het volgende:
​“De boom is oud, bejaard nu. Groot ontzag voel je voor zo'n oud levend wezen als je er zo dicht bij bent. De binnenkant van de boom was op verschillende plekken zichtbaar en voelde als een grootmoeder waar je graag tegenaan kruipt. Dus ja, ik deed mijn tas af en mijn jas uit en kroop er voorzichtig in. Ze was werkelijk prachtig van binnen, heel even maakte ik deel uit van een eeuwenoud leven. Daar bij de linde, we zullen de komende tijd absoluut nog meer over de linde gaan vertellen, spraken we belangrijke intenties uit. Met alle liefde willen we doorvertellen over onze oude wortels, verhalen, mythes, gebruiken en tradities. Opdat ze niet verloren gaan maar eeuwig leven hebben. We rollen samen het jaar uit, de donkere tijd door, maar als het weer lichter wordt zullen we voorzichtig de sluiers gaan lichten die nu nog voor onze gezamenlijke plannen hangen”.
En nu zij we in die tijd beland waarin het weer lichter wordt. Tijd om verder te vertellen over de linde nadat we ook al meer over Swezas uit de doeken hebben gedaan. De linde is een boom die je in ons deel van Europa in het centrum van vele dorpen en steden tegenkwam en komt. Het beste voorbeeld is misschien wel Tilburg dat zijn oorsprong vindt op 'De Heuvel', zoals nu nog het centrale plein in de stad heet. Op die heuvel stond sinds mensenheugenis een linde en de archeologie bewijst dat de plek ook daarvoor al heilig was. Er zijn urnen gevonden. Bij deze linde op de heuvel werd recht gesproken en ook stond er een galg. Tilburg is letterlijk rond een linde ontstaan. Het 'til' van Tilburg komt van 'tilia', linde in het Latijn. Actum Tilliburgis, de oudste vermelding van de naam Tilburg staat in een akte uit 709.
 
Rechts- en vergaderlindes
Afspraken maken onder een oude linde, wij deden het. Maar we waren daarmee zeker niet de eersten. In Tilburg gebeurde het dus vast al voor 709. Het volksgeloof zegt dat er onder een linde geen leugens verteld kunnen worden en daarom is het de perfecte plek om afspraken onder te maken. Onder heilige lindes werden in oude tijden volksvergaderingen gehouden en er werd dus recht gesproken zoals we al lazen: “judicum sub tilia“. Het is nog niet lang geleden dat religie en recht van elkaar werden gescheiden. En daarbij gold het direct uit de heidense voortijd voortkomende gewoonterecht in sommige gedeeltes van het land nog lang. Pas vanaf rond 1800 vond de scheiding plaats tussen recht en religie. Tot die tijd ook werd er nog steeds op veel plaatsen recht gesproken onder heilige lindes, zoals onze heidense voorouders het al deden.
Een prachtig oud nog wel levend exemplaar waaronder in oude tijden recht werd gesproken (die van Tilburg is in 1994 gesneuveld, wel zijn er jonge linden voor terug geplaatst) is de gerechtsboom van Nuenen. Deze boom is ook zeker de moeite om eens te gaan bekijken. De dikste en oudste linde van Europa staat in Heede, Oostfriesland. Hij is 1000 jaar oud en was ook rechtslinde. De oudste linde van Nederland, die van Samsbeek heeft ook de functie van rechtslinde gehad, daarnaast was hij ook galgeboom. Voor grensmarkering werd de lindeboom geplant als een zogenaamde grensboom. Een mooi voorbeeld van een grenslinde is de Huuskesboom van Libeek. Deze boom staat op de grens van het land van Daalhem en het land van Valkenburg. Deze linde wordt voor het eerst in 1481 genoemd maar was vast ook al lang daarvoor van belang. In 1481 maakten de schepen afspraken onder deze linde. Deze linde kunnen we daarom ook als rechtslinde beschouwen. Bomen als ‘grenspaal’ zijn betrouwbaar, want makkelijk verplaatsen kun je ze niet.
Rechts- of vergaderlindes vind je verder onder andere op de brink van Norg en op de voorbrink in Gieten. De Veemlinde aan de Horstlindelaan te Enschede was ook een rechtsboom en aan zijn takken zouden ook mensen gehangen zijn. Fraai is ook de Viermarkenlinde aan de Heensbeeklaan te Enschede. Deze rechtsboom staat op de grens van vier marken. Een grensboom is ook de Warkenseboom van Warnsveld, deze boom kan 1000 jaar oud zijn. Op een terp op de hoek van de Dubbeldamseweg en de Twintighoevenweg te Dordrecht markeren twee oude linde de plek waar eens het rechts- of dinghuis stond.
 
Boom van liefde, vruchtbaarheid en geluk
 
Oude bomen zoals de Kapellenboom zijn monumenten evenals kerken en kastelen, maar zelfs nog meer dan dat. Ze zijn levende erfenissen van onze voorouders. Het zijn zeer belangrijke elementen in ons cultuurlandschap. Solitaire lindes staan nooit zo maar ergens. Lindes staan altijd in een context en vaak is die religieus. De belangrijkste religie is die van de liefde. In de schaduw van de linde en in zijn bloesemgeur ontstond menig lied en gedicht. Onder zijn bladerdek werd menig liefdesverklaring gegeven en rond de linde werd gedanst (danslinde) en gefeest. De betekenis van de linde, zijn belang en aanzien bij het volk is groot en dat is altijd zo geweest. Oude linden kunnen we plaatsen naast heidense bergen, putten en stenen die nog her en der in ons landschap terug te vinden zijn als zichtbare overblijfselen uit een niet christelijk verleden. Kunnen bergen, putten en stenen werkelijk terug gaan tot de heidense tijd, bijna geen enkele boom is zo oud. Vaak is het echter zo dat de oude bomen van nu een ouder exemplaar op de zelfde plek hebben vervangen. De boom markeert dus vaak werkelijk de oude plek van samenkomst.
De linde zag men als de boom van vruchtbaarheid en liefde, als Freija’s boom en Holda’s boom. Holle linden zijn in het volksgeloof dan ook vaak de bomen waaruit de kinderen gedacht worden voort te komen, zoals dat bij de linde van Clattenburg in Vlaardingen het geval is of zoals bij de holle linde van Heerde en de Munnikenboom, een dikke holle boom in de tuin van het Karthuizerklooster te Utrecht, het geval was.
Binnen de Katholieke kerk was het vooral de linde waarbij het gebruik van 'Mariaboom' traditie werd. Zo vonden Mariaverschijningen volgens de verhalen voornamelijk plaats in lindebomen. Bij de Tilburgse linde zou de beeltenis van de Heilige Maagd zelfs zijn achtergebleven in de schors. Ook de oude etagelinde van Oisterwijk is een Marialinde, samenhangend met een oude lindeloofgang, het Marialaantje.
 
Lindenlooflaantjes of Marialaantjes
 
De linde gold zoals we al zeiden als een boom van Maria en daarvoor van de godinnen van de vruchtbaarheid en liefde Freya en Holda. Een typisch verschijnsel dat we vooral in het zuiden van ons land aantreffen en dat in verband gebracht kan worden met vruchtbaarheid en liefde zijn de zogenaamde lindelaantjes of Marialaantjes. Je treft ze vooral aan in Zeeland en Brabant. Vooral voor Zeeland dat toch een streng protestantse tijd achter de rug heeft, is het bijzonder dat dit fenomeen dat wellicht zijn oorsprong in de heidense tijd heeft maar zeker als Paaps gezien wordt de tand des tijds heeft doorstaan. Is het niet prachtig, met je lief onder gebladerte gewijd aan de godin van de liefde naar de gelofte steen te lopen om elkaar het jawoord te geven? In Zeeland vind je ze onder andere in Poortvliet, Scherpenisse, Sint Anna ter Muiden, Kloetinge en Oud-Sabbinge. In Brabant vind je er nog meer. Misschien wel het mooiste lindelaantje is die van Oisterwijk.
 
Linden bij kapelletjes
 
In Limburg en Brabant staan nog verschillende oude linden met daarnaast een boomkapelletje of kruisbeeld. Brabants belangrijkste zijn de oude Marialinde van Lierop en de duizendjarige linde van Oisterwijk. In Limburg vinden we ze onder andere in Kessel, Ullestraten, Posterholt en Lomm. Langs sommige trekken nog jaarlijks dorpsprocessies. Voor de reformatie moeten overal in het land kapel en linde bij elkaar gehoord hebben. Onze Kapellenboom is daarvan natuurlijk een voorbeeld. Maar ook de 450 jaar oude kloosterlinde van Ter Apel is er eentje.
De lindeboom werd nog lang beschouwd als een heilige onheil afwerende boom. Maar in het verleden werd de linde toch ook een donkere kant toegedicht en wordt hij met de draak in verband gebracht. Een vallend lindeblad maakt held Siegfried kwetsbaar in het Nibelungenlied. Linden, vooral holle, worden volgens het latere volksgeloof bewoond door heksen, feeën, wittewieven, spoken en slangen. Vaak is er sprake van dat de boom of de plek waar de boom staat in het verleden belangrijk of zelfs heilig was, maar in latere tijd, met de komst van een ander geloof (de reformatie is een belangrijk keerpunt) wordt het anders. De plek heeft de heiligheid en het mysterieuze deels bewaard, maar heeft ook een demoniseren ondergaan. 
 
Etagelinden en danslinden

Bij de oudste linden van het land gaat het vaak om etagelinden op centrale dorpspleinen zoals we ze al noemden in Oisterwijk en Nuenen en Hivarenbeek in Brabant of de linden op dorpsbrinken in Drenthe. De linden in Drenthe werden van ouds niet in etages gesnoeid zoals dat in Brabant gebeurt. Tegenwoordig gebeurt dat wel, zag ik op de brink in Borger toen ik daar was. Etagelinden zijn in drie etages gesnoeide linden die symbool staan voor hemel, aarde en onderwereld. Etagelindes waren ook de danslinden van het dorp. Ze kregen die naam omdat op de eerste etage een plankier werd bevestigd, voor muzikanten en voor de jeugd om op te dansen. De laatste bekende danslinde van Nederland stond tot het einde van de 19de eeuw in Swalmen.
 
Het persoonlijke leven van de linde

Een volkswijsheid over de leeftijd van linden zegt: 300 jaar groeien, 300 jaar staan, 300 jaar verstrijken. Onze kapelleboom is als dat klopt nu aan het verstrijken en daar lijkt het op. De boom ziet er vermoeid uit. Maar lindes zijn taai en bovendien hebben ze een zelf regenererend iets in zich. Dat is het fenomeen van de adventiefwortels. Dit zijn extra wortels die zich van boven naar beneden in holle lindestammen ontwikkelen en een nieuwe boomstam kunnen vormen door samen te groeien. Deze bijzonderheid kan de hoge leeftijd van oude lindebomen verklaren. De adventiefwortels konden we goed zien en zijn ook op de bijgevoegde foto’s te zien.
Van de ongeveer 50 ondersoorten van de linde die voorkomen in het noordelijk halfrond worden er bij ons  twee soorten als inheems beschouwd. Dat zijn de winter- of kleinbladige linde en de zomer- of grootbladige linde. Maar er bestaan ook kruisingen van beide soorten: Hollandse linde genaamd.
Lindes kennen een voor ons zichtbaar en een voor ons onzichtbaar leven. Een linde is niet alleen het centrum van een context, maar ook het centrum van zijn heel eigen ecosysteem. Ondergronds is hij verbonden met honderden andere organismen: paddenstoelen en schimmels. De boom onderhoud dit systeem. De boom geeft aan dit systeem en neemt van dit systeem. Hierdoor houdt hij zich gezond.

Gebruik van de linde

Hoe hoog de linde verder op waarde wordt geschat laat zich uitdrukken in de vele manieren waarop de linde wordt gebruikt immaterieel zowel als materieel. Tevens valt op hoe vaak de lindeboom voorkomt in de taal, toponiemen evenals in namen van straten en horecagelegenheden. Dit alles getuigt van het belang van de linde voor ons en onze voorouders. Uit rekeningen uit de middeleeuwen blijkt dat men toen al linden onderhield. Op de rekeningen is tot in detail het onderhoud beschreven. Het gaat dan vooral om de reeds genoemde etagelindes zoals die van Oirschot en Goirle, die al in 1337 en 1340 worden genoemd.
Vanaf half juni beginnen de lindebloesems hun geur af te geven, waardoor bijen en hommels worden aangetrokken welke dus relatief laat in het jaar worden getrakteerd. Het is echter niet alleen de bloesemhoning, maar ook de honingdauw die de bijen bij de linde komen halen. Vanwege honing behoren lindebomen al sinds mensenheugenis tot de meest waardevolle bomen voor het volk. In de middeleeuwen zat de lindeboom in de ban, dat wil zegen: ze mochten niet aangetast worden. In het Romeinse rijk was honing de enige zoetstof. Dit maakte lindeboom en honing zeer waardevol en verklaart daarom waarom lindebomen tijdens de hoogtijdagen van het Romeinse rijk door soldaten werden beschermd.
De geneeskunde schreef bijvoorbeeld bij melaatsheid of haaruitval bladeren, schors en het sap van de lindeboom voor. Lindenhout wordt vaak gebruikt als snijmateriaal, omdat het erg zacht is en niet splintert. Het werd en wordt zowel voor de productie van alledaagse als voor kunstvoorwerpen gebruikt. Houtskool van de linde is altijd populair geweest, het staat bekend als uitstekende houtskool. Bosbouwers zien de winterlinde graag in loofbossen waar ze als verplegende soort bijvoorbeeld onder eiken groeien en ervoor zorgen dat deze een lange, knoopvrije soort vormen die de houtkwaliteit en de waarde van het hout aanzienlijk verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval in het Liesbos bij Breda. In de bossen bij Doorwerth, waar ook de Kapellenboom staat is de linde de hoofdboomsoort momenteel. Wel is de Kapellenboom het enige oude exemplaar in een voor de rest jong bos.

Bevestigingsmiddelen

Nauw verwant aan de juteplant, is de lindeboom een ​​bijna vergeten, maar zeer veel gebruikte en belangrijke vezelplant geweest voor onze voorouders. De Lindenbastvezels waren de belangrijkste grondstoffen voor de productie van verschillende bevestigingsmiddelen als draad, garen, koord, touw, onmisbaar bijvoorbeeld bij de woningbouw en voor netvissen. Voor de opslag en het transport van de het meest uiteenlopende werd lindenbast gebruikt. De lindebomen leveren de langste plantenvezels van alle inheemse vezelplanten. Tijdens opgravingen in Hallstatt werd een lindenbastzeil uit de bronstijd gevonden. Het touw doorstond een belasting van 850 kilogram, zijn materiaaleigenschappen kunnen zeker worden vergeleken met die van moderne touwen gemaakt van staal of plastic. In aanvulling op sterke touwen zetten onze voorouders in het Neolithicum een ​​gesponnen fijne draad van 0,7 mm diameter van Lindenbast. In de Vikingentijd werden de touwen, touw en uiteinden - de sterke touwen en zelfs de zeilen, die eerder in het zeilschip nodig waren, gemaakt van de bastvezels (ook wel vlas genoemd) van lindebomen. In 1867 waren de touwen, zelfs de zeilen van lindenbast op Russische rivier- en kanaalschepen. De plantenvezels, het lindenbast-vlas werd verkregen uit de bastlaag onder de buitenste schors en verwerkt zoals de plantenvezels van de vlasplant.

Op zoek naar nog meer linden

Wij van Swesaz zijn dol op de linde. We willen graag alle in dit artikel genoemde lindebomen maar ook nog veel meer niet genoemde lindebomen op gaan zoeken. Ben je ook geboeid door de linde en ook waar wij ons nog meer mee bezighouden bij Swesaz? Misschien kun je dan een keer mee gaan op één van onze ontdekkingstochten. Houd onze site of fb-pagina in de gaten.
Picture
Picture
0 Comments
Forward>>
Proudly powered by Weebly
  • HOME
  • Wie zijn wij
  • Artikelen
  • Heidense Oorden
  • Activiteiten